woensdag, november 29, 2023

coöperatieve werkvormen

Algemeen

5 Activiteiten voor de eerste schoolweek.

Het nieuwe schooljaar komt er weer aan, en in de eerste schoolweek naar school wil je natuurlijk je leerlingen goed leren kennen, en dat kan heel goed met verschillende leuke activiteiten.

Je kunt deze activiteiten tussen je lessen door doen, en ook tijdens de uitleg van hoe het gaat in de klas. Je wilt natuurlijk graag dat kinderen snel weten hoe jij wilt dat bepaalde dingen in de klas gebeuren. Omdat dit vaak best veel dingen zijn, kun je tussendoor  een leuke activiteit met de kinderen doen.

Twee waarheden en een leugen.

Dit vinden kinderen altijd weer leuk. Meestal doe ik dit op de maandag in de eerste schoolweek nadat ik een paar regels heb uitgelegd en mezelf heb voorgesteld. Ik begin deze activiteit door drie interessante feiten over mezelf te vertellen, maar slechts twee zijn waar en één is een leugen. Ik vraag vervolgens elk tafelgroepje om te bespreken welke volgens hen de leugen is. Nadat elke groepje geraden heeft, vertel ik wat de leugen was.

Hierna laat ik elke kind zijn eigen 2 waarheden en een leugen bedenken. Ik laat ze dat doen op een placemat zodat ze ze daarna kunnen delen met hun groepje. Zie hiervoor ook het artikel over de coöperatieve werkvorm: Placemat. Nadat ze delen binnen hun groepen, vraag ik elke groep om de meest uitdagende 2 waarheden en een leugen te kiezen en met mij en de klas te delen. Op deze manier heb ik slechts 4 of 5 die delen, dus het duurt niet al te lang.

Sommige kinderen vinden het vervelend dat ze hun leugen en waarheden niet mogen delen. Met deze kinderen kun je afspreken dat ze het op een later moment bij jou mogen komen vertellen.

Terug naar school- dobbel

Met de terug naar school-dobbel heb je een mooi instrument om de kinderen iets te laten vertellen over zichzelf, hun familie of wat ze in de zomervakantie hebben gedaan. Klik hier om daar meer over te lezen en naar de gratis download te gaan die hier bij hoort.

Woorden maken met je tafelgroepje

Dit is een geweldige oefening voor de groepsvorming. Ik geef de tafelgroepjes een envelop met daarin letters. Ik vraag ze zoveel mogelijk woorden te maken uit de letters die ik ze gaf. Een van de kinderen uit het groepje schrijft de woorden op die de groep bedenkt. Ik geef ze daarvoor meestal vijf minuten. Klassikaal bespreken we de woorden. De woorden tellen alleen als ze goed gespeld zijn en een echt woord zijn. Het groepje met de meeste goede woorden wint (je hoeft er natuurlijk geen  wedstrijdelement aan te koppelen).

Het grappige is dat ik vaak letters kies waarmee de groepsnaam gespeld kan worden. Dit jaar worden dat dus de letters van GROEP VIJF EN ZES. Ik vertel dat vaak na de activiteit. Hilariteit ten top!

Langste ketting van papier

groepsvormingDit is een andere activiteit die geweldig is voor de groepsvorming. Ik geef een groepje kinderen een vel papier. Ik vertel ze dat ze van dit ene vel papier de langste ketting moeten maken die ze kunnen krijgen. Ik geef ze een schaar en plakband of een lijmstift. Nadat elke groep de ketting heeft gemaakt, leggen we ze naast elkaar op de grond om te meten welke ketting het langste is. Je kunt daarna praten over de strategieën die de kinderen gebruikt hebben, hoe de samenwerking is gegaan etc. Je zet hiermee de kinderen aan het denken, maar het is ook erg leuk om te doen.

Rondje door de klas.

Je beschouwt dit misschien niet als een ‘activiteit’, maar ik doe dit altijd tijdens de eerste paar dagen van school en de kinderen vinden dit echt leuk. Kortom, ik loop met ze door mijn klas (voor zover dat mogelijk is) en vertel ze wat er in de verschillende delen van de klas is. Ik wijs er ook op wat ze mogen gebruiken en wat ze niet mogen gebruiken. Dit is echt handig, zodat ze weten waar alles wat ze mogelijk nodig hebben is. Ook is goed om te vertellen waar ze wel en niet mogen komen indien van toepassing (bijvoorbeeld achter je bureau). Als je dit in de eerste schoolweek doet, is dat snel voor iedereen duidelijk en ontstaan daar ook geen misverstanden over.

 

Met deze activiteiten kom ik meestal de eerste schoolweek wel weer door. Na deze week heb je de kinderen al goed leren kennen. Naast deze leuke activiteiten merk ik ook altijd dat de kinderen ook wel weer gewoon aan het werk willen, dus de gewone vakken staan ook gewoon op het rooster hoor 😉

NieuwsbegripSamenvatten

Nieuwsbegrip – vertellen wat je hebt gelezen.

Nieuwsbegrip – vertellen wat je hebt gelezen. Als je bij een tekst kunt vertellen wat je hebt gelezen, dan begrijp je de tekst ook. in deze les gaan we dat toepassen. In groepjes één alinea van de tekst lezen. Samen hierover praten en daarna dit vertellen aan iemand die het niet heeft gelezen.

De tekst van deze week kun je heel goed gebruiken voor deze les, omdat er heel veel feitelijke informatie instaat. De kinderen moeten deze feiten uit de tekst filteren en dit zo goed mogelijk gaan verwoorden.

De les

Vooraf heb ik de teksten in vier alinea’s geknipt inclusief kopje. Ik heb dit met 5 teksten gedaan (ik heb 23 kinderen in de groep. Drie kinderen hiervan vinden het lezen nog erg lastig, dus deze kinderen heb ik samen laten doen met een sterke lezer).
We beginnen met het samen lezen van de inleiding om te verkennen waar de tekst over zal gaan. Dan geef ik elk kind een stuk van de tekst. De kinderen met hetzelfde stuk tekst zoeken elkaar op en gaan dit stuk samen lezen. Ik geef ze wel de opdracht mee dat ieder kind uit dat groepje de tekst ook moet kunnen vertellen aan kinderen die dit niet hebben gelezen. Ook geef ik ze de tip mee om belangrijke dingen die echt verteld moeten eventueel te onderstrepen of te kleuren. Zo moeten ze samen hoofd- en bijzaken onderscheiden.

Nieuwsbegrip - vertellen wat je hebt gelezen.

De vertelronde

Na het samen lezen en erover praten roep ik alle kinderen weer bij elkaar. Nu gaan de kinderen weer op zoek, maar nu moeten er groepjes van 4 ontstaan met allemaal een andere alinea. Zo hebben deze groepjes dan weer een complete tekst.
Alinea voor alinea gaan de kinderen nu aan elkaar vertellen waar hun alinea over gaat. Dit doen we heel gestructureerd. Ik geef per alinea ongeveer 5 minuten. Ook mogen de andere kinderen vragen stellen als iets niet duidelijk is.

Afsluiting

Als het goed is, dan weten de kinderen nu allemaal wat er in de hele tekst staat. Daarom stel ik aan het einde van de les altijd de sleutelvragen. Zo kun je controleren of alle informatie is overgekomen. Zo niet, dan kunnen de kinderen die het bepaalde stukje tekst hebben hier nog bij helpen.
Een mooie les, Nieuwsbegrip – vertellen wat je hebt gelezen, want zoals ik al zei: Als je kunt vertellen wat je hebt gelezen, dan begrijp je de tekst.

Tot slot hebben we nog gekeken naar het Nieuwsbegripjournaal om de les af te sluiten.

Voor meer Nieuwsbegriplessen op een andere manier klik je op het tabblad Nieuwsbegrip


Bol 7-DaagseBol 7-Daagse

NieuwsbegripSamenvatten

Nieuwsbegrip met de placemat

Deze week heb ik de Nieuwsbegrip met de placemat gedaan. De tekst van deze week gaat over dierendag. Dit is natuurlijk een onderwerp wat de kinderen zeker aanspreekt. Daarom kon je met de tekst deze week heel goed veel voorkennis activeren.

Omdat ik het heel fijn vind om coöperatief te werken, hebben we deze week de tekst aangepakt met de Placemat.

nieuwsbegrip placematBij de A-tekst in groep 5/6 hebben we de tekst per kopje gelezen. Daarna gingen de kinderen op de placemat schrijven wat zij dachten dat het belangrijkste was in de desbetreffende alinea. Zij schreven dit dan in hun eigen deel van de placemat. Zo deden we dat per alinea. Bij de B-tekst in groep 7/8 zijn de kinderen hier meteen in viertallen aan de slag gegaan.

Heel belangrijk is wel dat je het ook een keertje voordoet. Het zogenaamde modellen. Hoe bepaal ik nou eigenlijk wat het belangrijkste is? Wat zijn hoofdzaken en wat zijn bijzaken?
Ik probeer dit altijd uit te leggen door tegen de kinderen te zeggen: Wat nou als je deze zin weglaat? Snap je de tekst dan nog? Zo ja, dan is het een bijzaak, zo niet, dan is het een hoofdzaak. Samenvatten is dus eigenlijk wegstrepen.

Zodra de hele tekst gelezen was en iedereen voor zich had opgeschreven wat hij of zij het belangrijkste vond, gingen de groepjes samen overleggen wat dan echt het belangrijkste was en in het midden van de placemat geplaatst moest worden.

nieuwsbegrip placemat

Proces en/of resultaat

Toen ik zag dat tijdens dit laatste deel van de les er niet echt overlegd werd, maar dat in sommige groepjes er “gestemd” ging worden wie het beste had heb ik het proces even belangrijker gemaakt dan het resultaat.
Ik heb de les stil gelegd en met de kinderen besproken hoe je uiteindelijk tot het beste resultaat kunt komen. Dit is door samen er naar te kijken en met elkaar in discussie te gaan over waarom jij denkt dat je gelijk hebt.

Deze les Nieuwsbegrip met de placemat was weer een hele leuke inspirerende les. Je ziet dat de kinderen allemaal er erg actief mee bezig zijn, en dat is toch eigenlijk wat je wilt bereiken.

Uiteindelijk heb ik nog wel de sleutelvragen met de kinderen behandeld, en deze konden zij, nadat we de tekst op deze manier hadden aangepakt, prima beantwoorden.

Deze en andere lessen die ik bij Nieuwsbegrip anders gegeven heb vind je onder het tabblad : Nieuwsbegrip

Algemeen

Coöperatieve werkvorm 14: Rotonde

Nummer 14 in de rij van Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal en hoe pas je ze toe? is de Rotonde. Een leuke vorm om te controleren of kinderen bepaalde stof beheersen of het activeren van voorkennis.

Werkwijze:

De kinderen worden verdeeld in groepjes van 3 of 4. Meer kan wel, maar dan krijgen de kinderen minder vaak de kans om antwoord te geven.
Er wordt een vraag gesteld door de leerkracht en de kinderen geven om de beurt antwoord, de rotonde. Dit kan mondeling in het groepje of ze schrijven hun antwoord op op één blad. Dit blad geven ze door zodra ze een antwoord hebben opgeschreven.
Als je de kinderen in het groepje met een eigen kleur laat schrijven kun je later goed terugzien welke antwoorden door wie zijn gegeven. (Laat de kinderen hun naam met die kleur op het blad schrijven) Als een kind geen antwoord meer weet, kan het passen en geeft het het blad weer verder door. Als hij of zij bij de volgende beurt wel weer een antwoord weet, mag het dit natuurlijk gewoon weer opschrijven.
Antwoorden die al op het blad staan mogen natuurlijk niet nogmaals opgeschreven worden.
Ten slotte volgt er een klassikale nabespreking waarbij het proces natuurlijk ook weer besproken wordt. In deze nabespreking vertellen enkele kinderen het resultaat van hun groep aan de rest van de klas.

Hoe de rotonde toe te passen bij de verschillende vakgebieden:

Taal:
De kinderen verzinnen zo veel mogelijk woorden die beginnen meteen bepaalde letter.
De kinderen schrijven een verhaal door om de beurt een zin erbij te bedenken.
Maak een zo lang mogelijke zin. Om de beurt verzinnen de kinderen er een stukje bij.

Rekenen:
Noem zoveel mogelijk veelvouden van…..
Noem zoveel mogelijk getallen die je kunt delen door……
Welke breuken zijn er allemaal kleiner dan een half

Zaakvakken:
Welke verkeersborden kennen jullie allemaal?
Welke dieren leven er in Nederland?
Bedenk oplossingen voor…….
Noem zoveel mogelijk plaatsen in Nederland.

Speelgoed algemeen

 

Algemeen

Coöperatieve werkvorm 13: Puzzels

De volgende coöperatieve werkvorm in deze serie is Puzzels.  Deze lijkt erg op de legpuzzel, maar verschilt wel. Bij deze werkvorm blijven de kinderen in hun eigen groep en lossen een “puzzel” op.

Puzzel.

De kinderen worden verdeeld in groepjes van vier en krijgen van de leerkracht een envelop. In deze envelop zitten kaartjes welke onder de kinderen wordt verdeelt. In de groep vertelt ieder kind wat er op zijn kaartje staat. Dit kan een stuk tekst zijn, maar ook rekenopdrachten of iets wat te maken heeft met wereldoriëntatie.
Door naar elkaar te luisteren en te overleggen, proberen de kinderen de kaartjes in de goede volgorde neer te leggen.
Als dit is gebeurt, maken de kinderen een samenvatting of overleggen ze hoe de reeks tot stand is gekomen. Dit verschilt natuurlijk per opdracht. Ook kun je ervoor kiezen de opdracht te geven dat de kinderen het gaan presenteren voor de groep.

Overleggen, naar elkaar luisteren, coachen, maar ook hulp vragen zijn belangrijke samenwerkvormen die hier geoefend worden.

Puzzels zijn heel goed toe te passen bij:

Rekenen:

Leg de maten van het metrieke stelsel op de goede volgorde.
Zet de getallen (of breuken of kommagetallen) op volgorde van klein naar groot.
Leg de voorwerpen van groot naar klein of van minder naar meer.
Plaats de kaartjes met de digitale tijden van vroeg naar laat.

En zo kun je natuurlijk nog veel meer verzinnen.

Taal:

Leg (de plaatjes van) het verhaal op de goede volgorde.
Zet de woorden op alfabetische volgorde.
Leg de woorden van de zin op de goede volgorde.

Zelf heb ik al eens een Nieuwsbegriptekst in stukken verdeeld en met deze vorm weer in de goede volgorde laten leggen. Er wordt dan veel gediscussieerd, en de tekst wordt samen heel goed gelezen. Er ontstaat een overleg over waarom het ene stuk voor of na het andere zou moeten komen en zo leren de kinderen heel vel. Bij Nieuwsbegrip is dit juist heel leerzaam, omdat het lang niet altijd duidelijk is hoe de volgorde zou moeten en kinderen kunnen heel goed beargumenteren waarom een stuk op een bepaalde plek zou moeten komen.

Zaakvakken:

Leg de plaatjes van de cyclus op de goede volgorde. (van rups tot vlinder, van kikkerdril tot kikker etc.)
Maak de tijdblak weer goed.
Leg de gebeurtenissen op volgorde van tijd.
Zorg dat de tekstgedeelten weer in de goede volgorde liggen.

Puzzels, weer een leuke samenwerkvorm die vrij gemakkelijk, met een klein beetje voorbereiding goed toe te passen is in de klas.

Algemeen

Coöperatieve werkvormen 12: Placemat

Eén van de coöperatieve werkvormen die ik beschrijf in Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe? is de Placemat. Deze werkvorm gebruik ik regelmatig, want je kunt hem in heel veel situaties en lessen/vakgebieden toepassen.

Placemat

placematAls leerkracht maak je groepjes van ongeveer 4 leerlingen. Elk groepje krijgt een groot vel papier waarop een rechthoek getekend wordt. Van de hoeken van het rechthoek wordt een lijn getrokken naar de hoeken van het vel papier. Op de foto zie je een placemat voor twee personen. Deze gebruik ik wel eens bij samenvatten bij Nieuwsbegrip.
Dan stel je een open vraag, en elk kind schrijft individueel zijn ideeën of antwoorden in zijn eigen vak. Na een bepaalde tijd gaan de kinderen met elkaar in overleg  over de gegeven antwoorden en proberen zo samen tot een groepsantwoord/idee te komen. Hierbij leren de kinderen hun keuzes te beargumenteren, maar ook luisteren naar anderen en open te staan voor inbreng van medeleerlingen.
Als de groep het met elkaar eens is, wordt het gemeenschappelijke antwoord in het middelste  vlak geschreven.
Dan volgt de klassikale bespreking. Belangrijk is dan ook om te bespreken hoe de samenwerking is verlopen.

Voorbeelden:

Bij taal kun je de placemat gebruiken om de woordenschat te vergroten. Bijvoorbeeld met de opdracht: Geef een omschrijving van het woord…….. Schrijf het belangrijkste op uit deze tekst (samenvatten). Begin met het voorlezen van een verhaal, en laat met deze werkvorm de afloop van het verhaal voorspellen.

Ook bij rekenen is deze goed te gebruiken. Zo kun je bijvoorbeeld zoveel mogelijk verschillende sommen laten maken waarvan het antwoord bekend is. Welke vormen ken je allemaal, Welke bouwwerken kun je maken met een bepaalde hoeveelheid blokjes etc.

De zaakvakken zijn ook heel goed te combineren met de placemat. Na een hoofdstuk vragen wat de kinderen allemaal hebben geleerd. Wat vonden ze belangrijk bij dit onderwerp. Of als opwarmertje, wat weet je allemaal al van…….

Miljoenen artikelen

AlgemeenAlgemeen NieuwsbegripNieuwsbegrip

Nieuwsbegrip coöperatief

Nieuwsbegrip coöperatief.

Zoals jullie weten werk ik graag met coöperatieve werkvormen. Door samen te werken leer je een heleboel. Ik werk bij Nieuwsbegrip coöperatief, tenminste dat probeer ik wel elke week. Het vergt enige voorbereiding, maar na een tijdje heb je al aardig wat ideeën en vormen verzameld en gaat het vanzelf.  Kinderen leren door samen te werken met en van elkaar. In mijn serie artikelen over de coöperatieve werkvormen kun je hier meer over lezen.

Als we gaan vragen stellen bij Nieuwsbegrip werk ik in mijn groep 5/6 bijna altijd coöperatief. Ik heb al meerdere keren ook hierover geschreven, en met dit artikel wil ik nog eens een andere manier beschrijven.

Coöperatief werken

Als eerste lees ik samen met de kinderen de tekst. Ik model heel veel bij Nieuwsbegrip. Ik laat zien hoe je een tekst het best kunt aanpakken. Als we de tekst samen hebben gelezen,  verdeel ik de kinderen in vier groepen.
Elke groep krijgt van mij de opdracht om twee of drie vragen te bedenken bij een kopje/alinea die ik hen toewijs. De vragen moeten te vinden zijn in de tekst van die alinea. Ze schrijven allemaal de vragen op een kaartje.

Na ongeveer tien minuten geeft ik de kinderen in hun groepje een nummer. De nummers 1, de nummers twee, de nummers drie ( hoeveel je hebt ligt aan de grootte van je groep) gaan bij elkaar zitten.

Als het goed is heb je nu groepjes kinderen bij elkaar zitten die van elk kopje de vragen mee hebben. Zij kunnen elkaar nu over de tekst gaan bevragen. Dus het kind dat de vragen heeft van de eerste alinea, stelt deze vragen in zijn groepje en de rest van het groepje beantwoord deze vragen. Zo worden alle kopjes afgewerkt, en hebben alle kinderen aan het einde van de les de tekst goed doorgenomen.
Soms komen er bij de groepjes vragen naar voren waarvan het antwoord niet is te vinden in de tekst. Je ziet en hoort dan de kinderen overleggen hoe het eventueel anders had gekund. Dit laat je in de nabespreking van de tekst ook terugkomen.

Dit is een werkvorm die heel erg lijkt op de genummerde hoofden van de coöperatieve werkvormen, maar dan net even anders.

Alle kinderen zijn heel actief bezig met de tekst, en helpen elkaar. Ze moeten samen vragen bedenken, maar ook het antwoord erbij, omdat ze deze vragen weer in een volgende groepje moeten stellen en controleren of het antwoord goed is. Zo bevorder je het samenwerken en samen leren.


Miljoenen artikelen

Algemeen

Coöperatieve werkvorm 11: Legpuzzel

De coöperatieve werkvorm Legpuzzel is een vorm die je over meerdere lessen verdeelt. Dit was nog niet eerder naar voren gekomen in de coöperatieve werkvormen tot nu toe beschreven. Een overzicht van alle werkvormen kun je vinden in de het artikel: Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe?

Legpuzzel

Bij de Legpuzzel worden stamgroepen gevormd. De leerkracht maakt deze groepen van 4 leerlingen. door de leerkracht gemaakt, en verdeeld net als bij en legpuzzel de leerstof in gelijkwaardige delen. Zo kan een tekst in vieren worden verdeeld of een onderwerp in subonderwerpen.
Als leerkracht geef je heel duidelijk aan wat het eindresultaat moet zijn. Hoe moet het groepswerk eruit zien en wat de kinderen geleerd moeten hebben aan het einde van de opdracht.

Stamgroep en expertgroep

De stamgroep bedenkt een naam en eventueel een logo. Dit is goed voor de groepsvorming omdat de groep later uiteengaat om in expertgroepen te gaan werken, maar het uiteindelijke resultaat moet wel met de stamgroep gevormd worden.

In elke groep krijgen de kinderen een nummer. De nummers 1 , de nummers 2, de nummers 3 en de nummers 4 gaan nu bij elkaar zitten en vormen de expertgroepen. Deze expertgroepen bestuderen een deel van de legpuzzel, dit kan een tekst zijn of een onderwerp. Ze maken aantekeningen, overleggen en maken een samenvatting. Ze moeten nadenken over hoe ze de informatie in hun stamgroep gaan overdragen. Het is namelijk de bedoeling dat de rest van de stamgroepen leren van de leden uit de expertgroepen.

De leden keren weer terug naar hun stamgroep. Elk lid vertelt wat zij in de expertgroep heeft geleerd, en ze voegen de informatie bij elkaar. Met deze informatie maakt de stamgroep nu een werkstuk of presentatie, in welke vorm dan ook.

Ter afsluiting is er een evaluatie/bespreking van de samenwerking.

Deze manier van werken kun je heel goed toepassen bij wereldoriëntatie. Een hoofdstuk uit de geschiedenismethode bijvoorbeeld kan heel goed in deze werkvorm worden verwerkt. Ook als er een thema of project is zoals bijvoorbeeld een land, de boerderij of vervoer. Deze onderwerpen kunnen heel goed in deelonderwerpen uiteengezet worden.

Algemeen

Coöperatieve werkvormen 10: Genummerde hoofden

Dit is alweer de volgende coöperatieve werkvorm die ik wil bespreken naar aanleiding van mijn artikel Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe? Dit keer de genummerde hoofden. Een erg leuke vorm, omdat de kinderen hier samen gaan overleggen, tot een antwoord moeten komen en dat iedereen dit antwoord moet kunnen onderbouwen, omdat van te voren niet duidelijk is welk kind het antwoord moet geven.

Werkwijze:

Als leerkracht maak je groepjes van ongeveer vier kinderen, en je geeft elk kind een eigen nummer. Je legt uit dat één van de kinderen straks antwoord moet geven, en dat jij als leerkracht kiest welk kind door het noemen van een nummer.
Je stelt een vraag of geeft een opdracht en legt uit dat iedereen in de groep aan het eind van de opdracht het antwoord moet weten en moet kunnen onderbouwen.

Iedere leerling denkt eerst zelf na en schrijft het antwoord op. De verantwoording ligt dus bij elk kind. Je moet allemaal hebben nagedacht over het antwoord. Als ze dit gedaan hebben gaan ze overleggen over het antwoord, en samen komen tot een groepsantwoord. Dit groepsantwoord moet elke kind van de groep kunnen geven en kunnen motiveren. Door het op deze manier te doen gaan kinderen elkaar helpen en motiveren en is ieder kind betrokken bij het proces.

Aan het einde van de opdracht worden de antwoorden klassikaal besproken. Jij als leerkracht noemt een nummer en de kinderen met dat nummer steken hun hand op of komen naar voren om het antwoord te geven en motiveren. Op deze antwoorden wordt weer feedback gegeven door de leerkracht.

Deze werkvorm genummerde hoofden is heel geschikt om toe te passen in groep 7/8, maar in groep 5/6 kun je hier een heel goed begin mee maken. Je past hiervoor de opdrachten wat aan op niveau.  Overleggen, compromissen sluiten en overeenstemming bereiken wordt bij deze werkvorm geoefend.

Voorbeelden:

Taal
Vergroten van de woordenschat; wat betekent…..?
Vragen naar aanleiding van een tekst.

Rekenen
Wat is symmetrie?
Hoeveel ml past er in een dl?
Welke tafelsommen hebben 36 als antwoord?

Zaakvakken
Vragen over een bepaald onderwerp wat aan de orde is of over een film die samen bekeken is.

Algemeen

Coöperatieve werkvormen 9: Brainstormen

Brainstormen is de achtste coöperatieve werkvorm die ik beschrijf in mijn artikel Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe?  In deze serie waarin ik de vormen verder uitdiep ga ik dus dieper in op de coöperatieve werkvorm Brainstormen.
Zoals ik in het artikel omschreef geeft de leerkracht een opdracht aan groepjes. Bijvoorbeeld: Bedenk op welke manieren je energie kunt besparen. De kinderen moeten proberen om zo snel mogelijk ideeën in te brengen. De inbreng van ieder kind is belangrijk, er is geen goed of slecht idee. Ze krijgen hiervoor een aantal minuten, en één kind schrijft. Daarna wordt de brainstorm klassikaal besproken.

Brianstormen

De leerlingen worden in groepjes van 4 verdeeld. Elk groepje heeft een vel papier. In elk groepje wordt een schrijver gekozen. De leerlingen moeten zo snel mogelijk ideeën inbrengen. Dit moet in een snel tempo, zeg wat in je opkomt! Elk idee is waardevol, ook gekke ideeën zijn welkom. Je moet proberen in te haken op elkaars ideeën.  Dit kun je ongeveer 5 minuten doen. Je merkt snel genoeg wanneer groepjes vastlopen en er geen ideeën meer komen.
Dan is het tijd om klassikaal na te bespreken. Je vraagt elke groep enkele ideeën met de klas te delen. Heel belangrijk is hierbij dat je ook doorvraagt. Hoe komen jullie op dit idee, leg uit waarom jullie dit idee hadden.

Ook deze werkvorm kun je weer voor heel veel dingen gebruiken.

Taal

Brainstormen ter voorbereiding op het lezen of schrijven van een tekst. Dit is dan weer eens een andere manier dan het maken van een woordweb voordat je een tekst gaat schrijven.

Rekenen

Op welke manieren kun je dit probleem/ deze som aanpakken?
Wanneer is het handig om te schatten?
Wat zijn redenen om oppervlakte of inhoud te bepalen?
Waarom is het leren van de tafelsommen zo belangrijk?
In welke situaties is het handig dat je digitaal kunt klokkijken?

Zaakvakken

Op welke manieren kun je energie besparen?
Hoe kun je de top van een berg bereiken?
Hoe kan het fileprobleem opgelost worden?
Wat kun je doen als je de huissleutel vergeten bent en naar binnen wilt?

Algemeen

Wat doe je allemaal voordat je naar school komt.
Wat kun je allemaal maken van klei.

En ga zo maar door. De samenwerkvaardigheden zijn luisteren naar elkaar en elkaar uit laten praten. Elkaar de gelegenheid geven een inbreng te hebben in de ideeën/antwoorden.

Cadeauwinkel

Algemeen

Coöperatieve werkvormen 7: Interviews

Alweer het zevende blog in de serie over coöperatieve werkvormen. Deze gaat over interviews. In het artikel Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe? heb ik een opsomming gegeven van de werkvormen. Ik wil dit een vervolg geven in een serie artikelen waarin ik dit ga uitbreiden met voorbeelden. Coöperatieve werkvormen zijn heel goed toe te passen in allerlei soorten situaties binnen het onderwijs, het is soms alleen lastig om op ideeën te komen.

Interviews

Bij deze werkvorm bedenken de kinderen vragen bij/over een onderwerp dat de leerkracht aandraagt.  De kinderen bedenken vragen die ze willen stellen en schrijven deze op. Dan worden er tweetallen gemaakt en gaan de kinderen elkaar interviewen. Een van beide begint en stelt de vragen aan de ander. Als het antwoord niet duidelijk is, of erg kort, dan vraag het kind ook door tot het tevreden is of het begrijpt. Daarna wisselen ze van rol en wordt de ander interviewer. Dit kun je klassikaal nabespreken door te vragen wat de interviewers hebben gehoord.

Kinderen oefenen bij deze werkvorm het vragen stellen, luisteren naar elkaar, doorvragen, maar ook samenvatten omdat ze het gehoorde moeten terugvertellen tijdens de klassikale nabespreking. Je kunt deze werkvorm inzetten als oriëntatie of om de voorkennis te activeren, maar ook als zelfstandige verwerking of reflectieopdracht.

Voorbeelden waarvoor je deze werkvorm in kunt zetten zijn:

Zaakvakken

  • Wat weet je al van….. (voorkennis activeren)
  • Vertel wat je hebt geleerd bij…….
  • Kun je vertellen wat het belangrijkst is bij…….

Taal/lezen/rekenen

  • Vragen stellen over een onderwerp/tekst
  • Hoe los jij deze opdrachten op?

Algemeen

  • Interview over het weekend/vakantie (ipv de traditionele vertelkring)
  • Interview over wat de kinderen hebben gezien in het jeugdjournaal

Zoals altijd ben ik erg benieuwd naar jullie reacties, en hoe jullie de werkvormen inzetten. Laat het mij vooral weten.

Algemeen

Coöperatieve werkvormen 6: Imiteer

In dit zesde deel over coöperatieve werkvormen is de werkvorm imiteer aan de beurt. In het artikel Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe? heb ik een opsomming gegeven van de werkvormen. Ik wil dit een vervolg geven in een serie artikelen waarin ik dit ga uitbreiden met voorbeelden. Coöperatieve werkvormen zijn heel goed toe te passen in allerlei soorten situaties binnen het onderwijs, het is soms alleen lastig om op ideeën te komen.

Imiteer

Imiteer is een werkvorm die vooral in de onderbouw wordt gebruikt, maar kan ook prima bij bepaalde opdrachten in de midden- of bovenbouw worden gebruikt. Bij deze werkvorm maak je groepjes van vier leerlingen. Die gaan in tweetallen tegenover elkaar zitten. Tussen de tweetallen wordt een wandje geplaatst. Dit kun je heel gemakkelijk maken van een stuk karton, of multomappen die je open tussen de tweetallen inzet. De tweetallen kunnen zo niet van elkaar zien wat ze doen. Één tweetal maakt een ontwerp. Als dat klaar is, moet het andere tweetal dit ontwerp namaken. Ze mogen niet kijken, maar alleen vragen stellen. Als de tweede groep klaar is met imiteren, dan vergelijken de kinderen het resultaat. Ze bespreken na wat wel goed ging en –als de ontwerpen verschillen- wat een volgende keer beter kan.

Welke opdrachten kun je hiervoor geven?

Bij kleuters kun je met heel veel materialen dit doen. Zo kun je de tweetallen iets laten bouwen met blokken, Lego of ander constructiemateriaal. Ook kun je ze iets laten maken op een kralenplank, over bepaalde dingen in een volgorde laten leggen of figuren laten maken. (verschillende kleuren en vormen Logiblokken bijvoorbeeld).

Als kinderen het nog lastig vinden om te doen, kun je er ook voor kiezen om het eerst zonder tussenwand te doen. Ze kunnen dan eerst nog bij elkaar kijken en elkaar helpen. Als het dan goed gaat plaats je het wandje ertussen.

In hogere groepen zou je kinderen iets kunnen laten tekenen, wat het andere tweetal weer moet natekenen. Ik heb deze opdracht ook al eens gedaan in groep 5/6 waarbij de kinderen iets moesten bouwen met Twickto. Erg leuk om te doen.

Kinderen leren bij deze werkvorm heel goed vragen stellen, beschrijving geven, naar elkaar luisteren. Verder leren ze termen als eerste, laatste, volgende, erboven ernaast etc. goed gebruiken. Begrippen die bij het taal- en rekenonderwijs in de onderbouw heel belangrijk zijn.

Ik ben heel benieuwd naar vormen van imiteer voor de midden en bovenbouw. Deze zou ik heel graag aan het artikel willen toevoegen, dus laat dit vooral achter bij de reacties, of stuur mij een mailtje

Algemeen

Coöperatieve werkvormen 4: Dobbelen

Alweer het vierde deel in mijn serie over de coöperatieve werkvormen.  In het artikel Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe? heb ik een opsomming gegeven van de werkvormen. Ik wil dit een vervolg geven in een serie artikelen waarin ik dit ga uitbreiden met voorbeelden. Coöperatieve werkvormen zijn heel goed toe te passen in allerlei soorten situaties binnen het onderwijs, het is soms alleen lastig om op ideeën te komen.

Dobbelen

Dobbelen is een heel andere vormen dan de vormen die ik in de voorgaande drie blogs heb beschreven. Werd er met de voorgaande werkvormen in tweetallen gewerkt en kon je het vrij breed toepassen, is deze wat meer geschikt voor het lezen van teksten voor wat grotere groepjes.
In de groep wordt een tekst gelezen en besproken. Daarna gaan de kinderen in groepjes zitten. De eerste dobbelt met de dobbelsteen, waarop bijvoorbeeld de woorden wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe staan. Met het woord dat bovenop komt wordt een vraag bedacht over de tekst. De rest van het groepje geeft antwoord op de vraag. Vragen en antwoorden worden opgeschreven en enkele worden klassikaal nabesproken. Heel geschikt voor tekstbegrip bij begrijpend lezen en zaakvakken. Ook is deze werkvorm toe te passen bij rekenen.

Luisteren en op elkaar wachten is wat bij deze werkvorm wordt geoefend.

Begrijpend Lezen

Deze vorm is ook heel goed toe te passen als de strategie bij Nieuwsbegrip Vragen stellen is. Zo pak je de tekst even op een heel andere manier op een coöperatieve manier aan, en kinderen zijn op die manier veel actiever met de tekst bezig.

Als je blanco dobbelstenen aanschaft, kun je deze met watervaste stift beschrijven met de vijf W en H vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe), maar je kunt ze ook zelf maken van karton. Deze zullen echter niet heel lang meegaan. (Deze vorm heb ik ook gedaan bij een Nieuwsbegriples. De beschrijving hiervan kun je hier vinden)

Zaakvakken

Deze werkvorm is natuurlijk ook toe te passen bij de zaakvakken. Geschiedenis, Natuur en Techniek en Aardrijkskunde methodes bevatten ook vaak teksten, en met deze werkvorm betrek je alle leerlingen bij de teksten omdat ze allemaal mee moeten denken en vragen moeten stellen over de tekst.

Rekenen

Deze vorm is ook toe te passen bij het oefenen van rekenen. Als je verschillende dobbelstenen gebruikt, niet alleen maar zeskantige, maar ook met meer kanten, kun je aangepast aan je groep de kinderen met twee dobbelstenen laten gooien en ze hier bewerkingen met +, -, : en x mee laten bedenken voor de andere kinderen in het groepje.

Algemeen

Cooperatieve werkvormen 3: Om de beurt

Om de beurt. In het artikel Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe? heb ik een opsomming gegeven van de werkvormen. Ik wil dit een vervolg geven in een serie artikelen waarin ik dit ga uitbreiden met voorbeelden. Coöperatieve werkvormen zijn heel goed toe te passen in allerlei soorten situaties binnen het onderwijs, het is soms alleen lastig om op ideeën te komen.

Om de beurt

In dit derde deel alweer komt Om de beurt aan de orde. Bij deze werkvorm vormen de kinderen tweetallen en stelt de leerkracht een vraag waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. De kinderen geven dan om de beurt antwoord op de vraag. Ook hier kun je heel goed variëren in vragen. Bij deze werkvorm leren kinderen goed naar elkaar te luisteren en ook op de beurt te wachten.
Bij deze een opzetje van welke vragen je kunt stellen bij verschillende vakgebieden.

Zaakvakken

  • Wat zijn de hoofdsteden van de provincies van Nederland?
  • Welke producten vallen onder de noemer zuivel
  • Noem zoveel mogelijk dieren die leven in/op …….

Rekenen:

  • Noem zoveel mogelijk sommen met de uitkomst…..
  • Welke  voorwerpen zijn langer/zwaarder  dan ……
  • Noem zoveel mogelijk getallen die deelbaar zijn door 3 (of een ander getal natuurlijk)

Taal/Lezen

  • Samen een verhaal lezen, lees om de beurt een zin.
  • Verzin bij elke letter van het alfabet een woord
  • Noem zoveel mogelijk woorden die eindigen op -lijk, -heid, -ig etc.
  • Noem woorden met het lidwoord de die zich hier in de klas bevinden.
  • Welke woorden die het lidwoord het hebben bevinden zich hier in de klas?
  • Maak een woordketting

En ook hier zou ik nog wel weer even door kunnen gaan, maar ook nu weer denk ik dat je zelf ook weer vragen kunt bedenken die op dit moment bij jouw onderwijssituatie passen. Ik hoor graag van jullie of het lukt en welke vragen jullie hebben bedacht om deze werkvorm toe te passen.

Algemeen

Coöperatieve werkvormen 2: Flitsen

In het artikel Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe? heb ik een opsomming gegeven van de werkvormen. Ik wil dit een vervolg geven in een serie artikelen waarin ik dit ga uitbreiden met voorbeelden. Coöperatieve werkvormen zijn heel goed toe te passen in allerlei soorten situaties binnen het onderwijs, het is soms alleen lastig om op ideeën te komen.

Flitsen

In dit tweede deel ga ik het hebben over de werkvorm flitsen. De kinderen maken flitskaartjes, vraag voorop, antwoord achterop. In tweetallen bevragen de kinderen elkaar en controleren elkaars antwoord.
Kinderen geven elkaar hierbij complimenten als het goed gaat. Bij het goede antwoord worden de flitskaarten uitgewisseld.
Geschikt voor automatiseren en feitenkennis bij taal, rekenen en de zaakvakken.

Bij deze werkvorm worden de volgende samenwerkvaardigheden geoefend: coachen, hulp vragen en wachten op elkaar. Bij deze werkvorm werk je vaak met gesloten vragen. Het gaat hier veelal om automatiseren en feitenkennis.

Zo kun je bij de verschillende vakgebieden denken aan:

Zaakvakken:

  • Nederlandse provincie –> hoofdstad
  • Europese landen –> hoofdstad
  • Jaartal –> gebeurtenis
  • Vragen bedenken bij een net behandeld thema

Rekenen:

  • tafels
  • deelsommen
  • sommen tot tien + en –
  • sommen tot honderd + en –
  • Samen 10
  • getallen dictee (uitspraak)
  • kloktijden analoog en digitaal
  • Geldbedragen
  • metriek stelsel
  • breuken

Taal:

  • letters flitsen
  • woordenschat
  • spellingscategorieën
  • woorden flitsen
  • synoniemen

Dit is natuurlijk weer een kleine greep uit wat je allemaal kunt bedenken, maar door het lezen van deze voorbeelden is het misschien gemakkelijker om ook flitsopdrachten te bedenken voor in je eigen onderwijssituatie.

Voor deze opdracht kun je heel goed flashcards gebruiken, want deze zijn stevig en kunnen meerdere keren gebruikt worden. De kinderen bewaren dan hun eigen gemaakte flitskaarten en krijgen zo een hele verzameling.

LesideeënNieuwsbegripVragen stellen

Nieuwsbegrip – vragen stellen

Deze week is de strategie bij Nieuwsbegrip weer vragen stellen. Bij de tekst moeten de kinderen dan vragen stellen om de tekst beter te leren begrijpen. Op de manier zoals gevraagd wordt is mijn ervaring dat de kinderen dit soms best lastig vinden. Daarom heb ik weer een andere manier bedacht om met de tekst aan de slag te gaan.

Deze week gaan we het op met de coöperatieve werkvorm dobbelen doen.

Dobbelen

Ik deel de groep in in groepjes van vier en heb een dobbelsteen gemaakt met de vijf W- en H-vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe). Samen hebben we eerst de tekst doorgelezen zodat de kinderen al de tekst hebben gezien voordat ze in de groepjes gaan.

Voorinstructie

Daarnaast heb ik ook met kinderen de tekst al in de voorinstructie gelezen. Deze kinderen vinden het begrijpend lezen lastig en met deze voorinstructie zijn zij al bekend met de tekst voordat je hem klassikaal bespreekt.

In de groepjes gaan de kinderen nogmaals de tekst samen lezen. Bij elke kopje gooit één van de kinderen met de dobbelsteen. Met het vraagwoord dat gedobbeld wordt bedenken alle kinderen een vraag over de alinea. Deze schrijven ze voor zichzelf op. Hebben ze alle vier een vraag bedacht, dan stellen ze de vraag aan elkaar. Het kan zijn dat er dezelfde vragen komen. Dit is niet erg, soms kan dat ook niet anders.

Als alle vragen besproken zijn, wordt het volgende kopje/alinea gelezen. Ook hier weer wordt op dezelfde manier gewerkt. Dobbelen, allemaal een vraag bedenken en met elkaar bespreken. Zo wordt de hele tekst doorgewerkt. Zo zijn de kinderen op een heel andere manier toch vragen aan het stellen bij de tekst van nieuwsbegrip en wordt de strategie geoefend.

Dobbelstenen met de vragen heb ik zelf gemaakt met houten blokjes. Ik heb de vraagwoorden op etiketten geprint en deze op de blokjes geplakt en daarna met boeklon beplakt zodat ze langere tijd gebruikt kunnen worden. Er zijn ook blanco dobbelstenen in de handel die je kunt beschrijven.

Tip: Als er bij Nieuwsbegrip een blokles is, maken wij deze niet, maar gebruiken wij de begrijpend lezen oefenboeken van Junior Einstein. Deze zijn al verkrijgbaar vanaf groep 4. Hierin wordt heel goed de CITO vraagstelling begrijpend lezen geoefend.

Algemeen

Coöperatieve werkvormen 1: Denken-delen-uitwisselen

In het artikel Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe? heb ik een opsomming gegeven van de werkvormen. Ik wil dit een vervolg geven in een serie artikelen waarin ik dit ga uitbreiden met voorbeelden. Coöperatieve werkvormen zijn heel goed toe te passen in allerlei soorten situaties binnen het onderwijs, het is soms alleen lastig om op ideeën te komen.

Denken-delen-uitwisselen

In dit eerste deel ga ik het hebben over Denken-delen-uitwisselen. Een werkvorm die niet langer duurt dan ongeveer 5 minuten. De leerkracht geeft een vraag of opdracht, de leerlingen denken kort na en schrijven, afhankelijk van de opdracht, hun antwoord op. Daarna in tweetallen het antwoord bespreken en uiteindelijk klassikaal uitwisselen.

Bij deze vorm van samenwerken worden de vaardigheden luisteren, uitwisselen en je mening geven geoefend. Je kunt het voor je les gebruiken als terugblik, om voorkennis te activeren, iets in te oefenen, als zelfstandige verwerking en voor je nabespreking.

Deze werkvorm kun je bij verschillende vakgebieden heel goed toepassen, maar ook heel algemeen houden. Zo kun je bijvoorbeeld de volgende vragen stellen:

  • Wat weet je nog van……?
  • Hoe geef je iemand een compliment?
  • Wat hebben we de vorige les geleerd?
  • Noem drie verschillende zoogdieren…..
  • Wat weet je al over?
  • Hoe leefden de mensen in (bijvoorbeeld met geschiedenis in een bepaald tijdvak)…….?

Als je het meer toe wilt splitsen op bijvoorbeeld rekenen of taal kun je ook de volgende vragen stellen:

Taal:

  • Wat betekent…..?
  • Hoe gaat het verhaal verder?
  • Wat rijmt op……….?
  • Bedenk een vraag voor de hoofdpersoon van het verhaal.
  • Geef je mening over…….
  • Bedenk woorden die eindigen op…….. (-heid, -lijk, -ig)

Rekenen:

  • Hoe reken je deze som uit?
  • Wat betekent…..?
  • Welke getallen zijn deelbaar door…….
  • Wat heb je geleerd?
  • Noem voorwerpen die rechthoekig zijn,
  • Wat weet je al over breuken, procenten, tafels etc.

Je kunt er voor kiezen om tijdens de periode van nadenken de kinderen de antwoorden op te laten schrijven, dat ligt aan de soort vraag.

Dit is natuurlijk een kleine greep uit wat je allemaal kunt bedenken, maar door het lezen van deze voorbeelden is het misschien gemakkelijker om ook vragen te bedenken voor in je eigen onderwijssituatie.

Lesideeën

Spelling kan ook net even anders.

Met spelling werken wij met de methode Spelling op Maat. We werken deels met Snappet. De instructielessen worden uitgelegd en verwerkt op papier. Ook geven we elke dag een dagelijks dictee schriftelijk. Deze dictees zijn opgebouwd uit de woorden van de categorieën die we op dit moment behandelen en een deel categorieën van de CITO-woorden. Elke dag worden er negen woorden verwerkt in het dictee.

De rest van de lessen verwerken de kinderen op de tablet. Nu las ik op on(der)wijs een heel leuk idee hoe je de spellingsles ook heel anders aan kan pakken. Een leuk idee dat ik graag gebruik.

Na  introductie van de categorie, waarbij het spellingsprobleem werd behandeld heb ik de kinderen een flitsles laten maken op de tablet. Tijdens zo’n flitsles krijgen de kinderen een woord te zien, en als het woord verdwijnt typen de kinderen het woord. Snappet geeft aan of het woord goed of fout is geschreven. Zodra het woord niet goed werd geschreven kwamen de kinderen het woord op het digibord schrijven. Als het woord al op het digibord stond, zetten ze er een streepje achter.

Voor sommige kinderen was het natuurlijk heel interessant om naar het bord te komen, maar ik heb uitgelegd dat het de kunst was om toch zo goed mogelijk te kijken en juist niet naar het bord te hoeven komen. Andere kinderen gingen gelijk de uitdaging aan om toch maar meteen het woord goed te typen.

Zo krijg je niet alleen een overzicht van de woorden die de kinderen nog lastig vinden, maar gaan de kinderen ook kritischer kijken naar de spellingswoorden.

Na een poosje hebben we de woorden samen besproken.

Mix en koppel

De volgende dag heb ik het dagelijks dictee verruilt voor een andere werkvorm, namelijk Mix en Koppel, een coöperatieve werkvorm die ik regelmatig gebruik. Ik had de woorden op flashcards geschreven en elk kind een kaartje gegeven. Met dit kaartje wandel je door de klas en en zoekt een klasgenootje. Je leest het woord op je kaartje voor aan de ander. De ander zegt het woord na en spelt het woord. Daarna wissel je van rol. Zijn beide woorden gespeld, dan ruil je je kaartje en zoek je een nieuw klasgenootje.

De kinderen zijn nu allemaal heel actief betrokken en het is twee vliegen in een klap voor mij, want nu bespaarde ik ook nog tijd in mijn combinatiegroep omdat je dit gelijktijdig kunt doen, en niet twee aparte dictees hoef te geven.

Als je niet met Snappet werkt, kun je deze les natuurlijk ook heel goed geven door de fout geschreven woorden uit de schriftelijke spellingsles te gebruiken.

Bron: on(der)wijs

 

NieuwsbegripSamenvatten

Samenvatten bij Nieuwsbegrip, maar dan anders.

Het was weer tijd voor een nieuwe les Nieuwsbegrip en deze week gingen we samenvatten. Na mijn eerste blog over anders vragen stellen bij Nieuwsbegrip kreeg ik via Facebook veel vragen, maar ook een idee om de les samenvatten anders te doen. Dit is dus niet een idee van mij. Wel heb ik het aangepast aan mijn mijn groep zodat het voor mij het beste werkte.

Eerst hebben we samen de titel bekeken en het plaatje. Kinderen wisten bijna allemaal waar de tekst over zou gaan omdat dit veel in het nieuws is geweest (olie gelekt in de Botlek). Dit omdat we ook altijd tijdens het fruiteten naar het ochtendjournaal kijken.

Daarna hebben we samen de les gelezen en onduidelijkheden met elkaar besproken, zodat de kinderen goed de tekst begrepen.

Samenvatten

Nadat we dit hadden gedaan heb ik uitgelegd dat we in tweetallen een samenvatting van de tekst gingen maken: Eerst zelf in de tekst markeren wat je zelf belangrijk vindt om de tekst goed samen te vatten. Daarna ga je tegenover elkaar zitten in tweetallen (je kunt dit natuurlijk ook met 3 of 4 doen, maar in de groep waar ik deze les gaf was dit een betere keuze).
Je schrijft in jouw deel van de placemat (coöperatieve werkvorm) de belangrijke woorden die jij hebt gemarkeerd.
Daarna ga je samen kijken wat je allebei hebt opgeschreven en waarin je verschilt. Hierover  ga je met elkaar in gesprek. Uiteindelijk schrijf je datgene waarvan jullie samen denken een goede samenvatting te kunnen schrijven in het midden van de placemat.
Als dit gedaan is, gaat de tekst aan de kant en ga je met de woorden van de placemat een samenvatting schrijven.

De kinderen gingen hier goed en stil mee aan de slag. Je zag heel goed hoe kinderen gingen overleggen, maar ook elkaar probeerden te overtuigen waarom juist dat ene erin moest.

Snappet

De opdracht was om een samenvatting te maken van 12 zinnen. De kinderen gingen ook bij de steekwoorden nummertjes zetten om goed de volgorde van de tekst aan te houden in de samenvatting. Heel slim.
Omdat we met Snappet werken kon de samenvatting op de tablet worden gemaakt. Eén van de tweetallen typte de samenvatting.
Hierdoor konden we aan het einde van de les enkele samenvattingen op het digibord bekijken. We konden bespreken of er dingen misten, of dat er juist te veel in stond. Het is dan altijd heel mooi om te zien dat kinderen elkaar mooie opbouwende kritiek kunnen geven, maar ook kunnen ontvangen. Er werd goed benoemd wat goed of minder goed was, en wat er de volgende keer anders zou kunnen.

Volgende week zullen de signaalwoorden aan de beurt zijn. Ik ben benieuwd hoe jullie dit aanpakken. Ik ga in ieder geval weer eens goed nadenken hoe ik dit “anders” ga doen.

Ook leuk om te doen met Nieuwsbegrip: Nieuwsbegrip anders

Tip: Als er bij Nieuwsbegrip een blokles is, maken wij deze niet, maar gebruiken wij de begrijpend lezen oefenboeken van Junior Einstein. Deze zijn al verkrijgbaar vanaf groep 4. Hierin wordt heel goed de CITO vraagstelling begrijpend lezen geoefend.

Algemeen

Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe?

Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe?

Coöperatieve werkvormen zijn goede werkvormen om samenwerken te oefenen. Samenwerken is een vaardigheid die kinderen nodig hebben om goed te kunnen functioneren in de samenleving.
Door met elkaar samen te werken praten kinderen met elkaar over de leerstof. Ze zijn er actief mee bezig en leren van elkaar. “Sterke” leerlingen werken samen met “zwakkere” leerlingen.  Leerlingen krijgen meer inzicht in de leerstof door het elkaar uit te leggen.
Door samenwerken leren kinderen elkaar beter kennen, onstaat er begrip voor elkaar en zijn ook bereid elkaar te helpen.

Meer informatie over coöperatieve werkvormen vind je in dit artikel.

Er zijn verschillende coöperatieve werkvormen die je kunt gebruiken bij het leren:

1. Denken – Delen – Uitwisselen (circa 5 minuten)

De leerkracht geeft een vraag of opdracht, de leerlingen denken kort na en schrijven hun antwoord op. Daarna in tweetallen het antwoord bespreken en uiteindelijk klassikaal uitwisselen.  Geschikt voor open vragen, mening geven, maar ook voor het activeren van voorkennis.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

2. Flitsen (10-15 minuten)

De kinderen maken flitskaartjes, bijvoorbeeld van de tafel van 6, som voorop, antwoord achterop. In tweetallen bevragen de kinderen elkaar, en controleren elkaars antwoord.
Kinderen geven elkaar hierbij complimenten als het goed gaat. Bij het goede antwoord worden de flitskaarten uitgewisseld.
Geschikt voor automatiseren en feitenkennis bij taal, rekenen en de zaakvakken.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

3. Om-de-beurt (5-10 minuten)

De kinderen vormen tweetallen en de leerkracht stelt een vraag waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn. Bijvoorbeeld: Maak zoveel mogelijk sommen met de uitkomst 24. Om de beurt geven de kinderen antwoord.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

4. Dobbelen (15 – 30 minuten)

In de groep wordt een tekst gelezen en besproken. Daarna gaan de kinderen in groepjes zitten. De eerste dobbelt met de dobbelsteen, waarop bijvoorbeeld de woorden wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe staan. Met het woord dat bovenop komt wordt een vraag bedacht over de tekst. De rest van het groepje geeft antwoord op de vraag. Vragen en antwoorden worden opgeschreven en enkele worden klassikaal nabesproken. Heel geschikt voor tekstbegrip bij begrijpend lezen en zaakvakken.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

5. Duo’s (10 – 15 minuten

Tweetallen maken om de beurt één opgave. Eén maakt, de ander kijkt en geeft hulp indien nodig. Er wordt hardop gedacht zodat de ander weet hoe de opdracht wordt aangepakt. Complimenten geven is ook hier weer belangrijk, en bij een fout antwoord samen de oplossing proberen te vinden. Geschikt voor allerlei soorten opdrachten, bijvoorbeeld rekensommen of zinsontleding.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

6. Imiteer (10-15 minuten)

De leerkracht maakt heterogene groepjes van vier leerlingen. Die gaan in tweetallen tegenover elkaar zitten. Ze maken van karton (of mappen) een wandje, zodat ze niet kunnen zien wat de ander achter de wand doet. Één tweetal maakt een ontwerp, op papier of van blokken. Als dat klaar is, moet het andere tweetal dit ontwerp namaken. Ze mogen niet kijken, maar alleen vragen stellen. Als de tweede groep klaar is met imiteren, dan vergelijken de kinderen het resultaat. Ze bespreken na wat wel goed ging en –als de ontwerpen verschillen- wat een volgende keer beter kan.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

7. Interviews (10-15 minuten)

Tweetallen bedenken vragen over een onderwerp dat de leerkracht aandraagt.Leerling 1 interviewt leerling 2, en andersom. Bevindingen worden klassikaal besproken.
Een prima werkvorm om meningen, oplossingsstrategieën en informatie uit te wisselen.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

8. Woordweb (15 minuten)

Elke groep krijgt een groot vel papier. De groepsleden hebben elk een eigen kleur stift, zodat goed te zien is wat het aandeel is geweest van elke leerling. Midden op het vel papier staat in een cirkel/vierkant het onderwerp of begrip. Om de beurt, met de wijzers van de klok mee, schrijven de kinderen iets op wat dit bij hen oproept. tekenen mag ook. Daarna geven de kinderen met pijlen en lijnen aan wat de begrippen met elkaar te maken hebben en worden de woordenwebben opgehangen en toegelicht. Heel goed geschikt voor het activeren van voorkennis.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

9. Brainstorm (10-15 minuten)

Bij het brainstormen geeft de leerkracht een opdracht aan de groepjes. Bijvoorbeeld: Bedenk op welke manieren je energie kunt besparen. De kinderen moeten proberen om zo snel mogelijk ideeën in te brengen. De inbreng van ieder kind is belangrijk, er is geen goed of slecht idee. Ze krijgen hiervoor een aantal minuten, en één kind schrijft. Daarna wordt de brainstorm klassikaal besproken.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

10. Genummerde hoofden (5 minuten)

De kinderen in een groepje krijgen allemaal een nummer. De leerkracht stelt een vraag (bijvoorbeeld: wat betekent het woord…..) en elk kind moet na zoveel minuten het antwoord weten. Iedereen denkt voor zichzelf na en schrijft een antwoord op. Dan steken de kinderen hun hoofden bij elkaar en om de beurt brengen ze hun antwoord in en komen samen tot een antwoord.De leerkracht noemt een nummer en de kinderen met dat nummer steken hun hand op en geven het antwoord op de vraag.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

11. Legpuzzel (1 of meer lessen)

De leerstof wordt verdeeld in gelijkwaardige delen, en de kinderen worden verdeeld in heterogene groepen (stamgroep). De kinderen bedenken een groepsnaam of -logo en de leerkracht nummert de leden van de groepen. De nummers 1 gaan bij elkaar zitten enzovoort (expertgroepen). De leerkracht verdeelt de deelonderwerpen. en vertelt wat de uitkomst van het groepswerk moet zijn. (presentatie, werkstuk) De expertgroepen bestuderen hun onderdeel van de stof, en de kinderen keren daarna terug naar hun stamgroep en vertellen om beurt wat ze geleerd hebben in de expertgroep. De informatie wordt bij elkaar gevoegd tot het eindresultaat. Uitermate geschikt voor zaakvakken.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

12. Placemat (10-15 minuten)

Iedere groep van vier krijgt een vel papier, met daarop in het midden een rechthoek met vanuit de hoeken van de rechthoek lijnen getrokken naar de hoeken van het papier. De leerkracht geeft een opdracht en de kinderen schrijven eerst voor zichzelf hun antwoorden/ideeën op. Na een bepaalde bedenktijd proberen de groepjes tot een gezamenlijk antwoord te komen en schrijven dit in de rechthoek. Na afloop praten over hoe de samenwerking verliep.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze coöperatieve werkvorm klik hier

13. Puzzels (10-15 minuten)

De kinderen gaan in groepjes van vier zitten en krijgen een envelop met vier of acht
kaartjes. Ieder kaartje bevat een stuk van een tekst. De kinderen lezen om de beurt hun stukje tekst voor, ze moeten goed luisteren en leggen daarna de stukken van het verhaal in de goede volgorde en schrijven een korte samenvatting van het verhaal en één kind vertelt waar het verhaal over gaat.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

14. Rotonde (5-10 minuten)

De leerkracht geeft elke groep een opdracht en de kinderen geven om de beurt antwoord (mondeling/schriftelijk). Dit zijn dus vragen waar meerdere antwoorden mogelijk zijn. (noem antwoorden van sommen uit de tafel van 6 bijvoorbeeld). Enkele kinderen mogen de resultaten van hun groep vertellen.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

15. Binnencirkel – buitencirkel (10-15 minuten)

De leerkracht vormt tweetallen. Binnen een tweetal is een leerling nummer 1 en de ander 2. De nummers 1 vormen een cirkel, als de cirkel er staat zoeken de nummers 2 hun partner op en gaan daar achter staan. De nummers 1 draaien zich om en kijken naar hun partner.
De leerkracht stelt een vraag en de kinderen in de buitencirkel geven antwoord, de kinderen uit de binnencirkel luisteren. Daarna andersom . De vragen kunnen meningsvragen zijn, of vragen over een tekst.
Vervolgens schuift de buitencirkel 5 plaatsen door en worden zo nieuwe tweetallen gevormd.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

16. Hoeken (10-15 minuten)

De leerkracht geeft toelichting bij de hoeken. Bijvoorbeeld met vier schilderijen, welke vind je het mooist.
De kinderen kiezen een hoek, schrijven eerst hun keuze op en waarom. Dan lopen ze naar de hoek en vormen een tweetal in die hoek en praten erover. Daarna een tweetal vormen met iemand uit een andere hoek en praten er weer over en wisselen argumenten uit.
Daarna weer terug en vertellen daar weer waarom de ander voor die andere hoek heeft gekozen.

17. Wandel – Wissel uit (circa 5 minuten)

Dit is de laatste van de 17 coöperatieve werkvormen die ik beschrijf. De kinderen verspreiden zich en lopen rond. Zodra de leerkracht “Sta stil” roept stoppen de kinderen en vormen een tweetal met het kind dat het dichtst bijstaat. De leerkracht stelt een vraag of geeft een opdracht en de kinderen wisselen hun antwoord uit.

Zo, dit waren een heleboel werkvormen, en sommige lijken best veel op elkaar. Het gaat om het samenwerken, luisteren naar elkaar en het gehoorde weer kunnen doorvertellen.
Op het internet zijn best veel voorbeelden te vinden.

Dit zijn de belangrijkste coöperatieve werkvormen.

Volg juf Marjan via Facebook en blijf op de hoogte.

Boeken over coöperatieve werkvormen: