vrijdag, september 29, 2023

samenwerken

Algemeen

Taakjes/klusjes in de klas: het werkt!

Bij ons op school geven wij de kinderen altijd taakjes. Elke week veranderen die taakjes weer. De kinderen zijn in tweetallen verantwoordelijk voor hun taakje. Zo leren ze samenwerken en verantwoordelijkheid, maar het is ook nog eens fijn, omdat jij als leerkracht extra tijd overhoudt voor andere zaken.  Ook leren kinderen beter om te gaan met de materialen en ze netjes terug te leggen, zodat aan het einde van de dag niet zoveel hoeft te worden opgeruimd. Boeken bijvoorbeeld zullen ze sneller netter in de kast terug zetten.

Wie welk klusje doet wordt weergegeven op het huishoudelijk takenbord. Hierop staan de taakjes die gedaan moeten worden. Achter elk klusje is ruimte voor twee foto’s van de kinderen. Elke week als de nieuwe weektaak ingaat worden de foto’s doorgedraaid zodat je weer een ander taakje hebt. Het draaien gaat tegen elkaar in zodat je altijd met iemand anders je taakje doet. Op pinterest zijn heel veel voorbeelden van takenborden te vinden.

Aan het begin van het jaar leg je aan de hele groep uit wat elke taak inhoudt, zodat je dat niet elke week opnieuw hoeft te doen. Kinderen die het even zijn vergeten kunnen het dan altijd aan diegene vragen die de week ervoor de beurt hadden.

Takenbord

De taken die op het takenbord staan zijn taken die bij de dagelijkse routine van het klasgebeuren horen. Zo krijgen de leerlingen echt de verantwoordelijkheid dat bepaalde dingen gebeuren moeten. Zo kunnen de volgende dingen op het takenbord staan:

  • Computers: Het opstarten van de computers ’s ochtends en ’s middags bij het naar huis gaan weer afsluiten.
  • Klassendienst: Uitdelen en ophalen van materialen.
  • Tablets: Zorgen dat de tablets worden uitgedeeld en dat ze aan de lader komen aan het einde van de dag.
  • Veegdienst: Deze kinderen zorgen dat de vloer netjes blijft.
  • Fruit: Het regelen van genoeg schoolfruit in de klas.
  • Vensterbank: De planten water geven en één keer per week de vensterbank leeghalen voor de schoonmaakster.
  • Whiteboard: Aan het einde van de dag zorgen dat het whiteboard schoon is en dat het dagrooster van de volgende dag er hangt.
  • Kasten: Alles in de kasten ligt netjes en op zijn plaats, vooral de keuzekast is een kast die nogal eens rommelig wordt omdat daar veel materialen uit gebruikt worden.
  • Nakijktafel: Doppen op de pennen, nakijkboekjes netjes op de stapel.

En zo heeft iedere klas wel zijn eigen taakjes.

Misschien zal een kind eens vragen waarom ze taken moeten doen. Dan kun je uitleggen dat dit er nu eenmaal bijhoort, ook in het latere leven. Je kunt relateren aan jezelf. Stel dat ik niet de lessen goed zou voorbereiden, of ik kom te laat, of ik beantwoord mails van ouders niet. Dan heeft dat consequenties. Als jij je werk niet goed doet, worden ouders misschien wel boos en word je ontslagen. Het hoort er nu eenmaal bij.

Beloningssysteem?

Je kunt werken met een beloningssyteem, maar dat hoeft niet. Zelf doe ik het niet, omdat het niet nodig is. Kinderen doen hun taakjes goed, als ze het vergeten worden ze door hun medeleerlingen er wel op gewezen, en ik ruim er aan het einde van de dag ook altijd even tijd voor in. Het werkt echt, en jij hoeft aan het einde van de dag niet ook nog eens de vloer te vegen, de tablets aan de stroom te leggen, de computers uit te doen en ga zo maar door. Nee, die tijd kun je wel anders besteden. Namelijk het voorbereiden van die leuke les van morgen!

Wonen algemeen

Algemeen

In de keuzekast: Samenknap

In mijn blog over de keuzekast vertelde ik al dat we met opdrachten werken met de verschillende meervoudige intelligenties. Omdat ik zoveel reacties hierop heb gehad wil ik in verschillende blogs nog even terugkomen op de intelligenties en welke opdrachten je hierbij kunt gebruiken in de keuzekast.

De bedoeling is dat kinderen met de opdrachten zelfstandig aan de slag kunnen. Aan het begin van een periode waarin de verschillende opdrachten in de keuzekast liggen worden de opdrachten kort uitgelegd.

Samenknap (interpersoonlijk)

Een samenknap kind houdt van contact met anderen. Het wisselt graag gedachten uit en werkt graag samen. Een kind dat samenknap is voelt zich prettig in groepen en voelt ook scherp aan wat anderen bezig houdt. Het houdt van gezelligheid en feestjes en trakteert graag.  Een samenknap kid is graag bereid anderen te helpen.

Welke opdrachten zijn geschikt voor deze intelligentie in de keuzekast:

– Werk samen in een groepje van (2/3/4), en laat zien hoe je …
– Vertel een klasgenoot tien feiten die jij weet over …
– Speel een kaartspel/bordspel/ quiz over …
– Bedenk eenvoudige problemen/opgaven m.b.t. … (wiskunde, wetenschap, sociale of maatschappelijke onderwerpen)
… en laat die oplossen door anderen.
– Vat in een groepspresentatie samen wat jullie weten over … (bijv. vrede/de waterkringloop, etc.)
– Doe alsof je … (bijv. een beroemd persoon) bent en laat je interviewen door de klas.
– Voer in de klas een onderzoek uit naar …
– Signaleer een sociaal probleem in je omgeving, verander de omstandigheden zo, dat je een plan kunt bedenken om het op te lossen.

Voor de kinderen die iets meer kunnen:

– Leg uit wat de reden zijn voor …
– Analyseer een item/onderwerp waar iedereen over praat vanuit tenminste twee verschillende standpunten …
– Onderzoek de behoeften van …
– Hoe zou … (een groep, organisatie, team, familie, etc.) reageren op … ?
– Analyseer de gevoelens van … tijdens
Welke van twee … voor … zou het best zijn?
– Speel spellen die door andere leerlingen zijn bedacht/ ontworpen, geef positieve suggesties voor verbeteringen.
– Welk stadium uit het leven van (b.v. Rembrandt) was het meest…. (uitdagend, amusant, spannend).
– Bedenk uitdagende spellen voor een groep om …
– Ontwikkel sleutelvragen/ stellingen voor een discussiegroep over …
– Bedenk een lijst met voorwaarden voor …
– Formuleer in een team een oplossing voor …
– Plan een campagne om mensen te overtuigen van …

Op mijn pagina keuzekastopdrachten kun je de opdrachten vinden die ik gemaakt heb bij de verschillende intelligenties. Deze pagina wordt wekelijks bijgehouden, dus daar zullen steeds meer opdrachten bij komen.

Dit was de laatste blog in de serie In de keuzekast. Alle intelligenties zijn aan bod geweest. Ik blijf zeker dit schooljaar nog bezig met het ontwikkelen van opdrachten voor de keuzekast, dus blijf de pagina keuzekastopdrachten in de gaten houden!

Tips of ideeën zijn altijd welkom!

Bol.com AlgemeenBol.com Algemeen

Algemeen

De keuzekast, wat stop je erin?

De keuzekast is een kast in de klas waar allerlei opdrachten inzitten voor de kinderen. Deze opdrachten zijn onderverdeeld in verschillende categorieën. Deze categorieën zijn gerelateerd aan de meervoudige intelligenties. Voor elk kind is er dus wel iets te kiezen.

Howard Gardner ontwikkelde in de jaren tachtig de theorie van de meervoudige intelligentie.
Je kunt op verschillende manieren intelligent zijn. Er is onderzocht dat  er acht verschillende intelligenties zijn. Ik zal ze hier kort benoemen en uitleggen voordat ik verder vertel over de keuzekast.

 

De Meervoudige Intelligenties:

  • De taalkundige intelligentie (woordknap)
    gevoelig voor taal, goed in spreken/luisteren/lezen, functioneel taalgebruik, goed in grammatica.
  • De logisch-wiskundige intelligentie (getalknap)
    logisch nadenken, abstractie, onderzoekend, motivatie om de fysieke wereld te verklaren.
  • De visueel-ruimtelijke intelligentie (beeldknap)
    goed geheugen voor beelden, leren door te kijken, sterk ontwikkeld topografisch gevoel, goed in staat emoties en ervaringen te visualiseren.
  • De kinestetische intelligentie (beweegknap)
    sterk besef van eigen lichaam, sterke motorische beheersing, behoefte aan beweging, leren door te doen.
  • De muzikale intelligentie (muziekknap)
    gevoelig voor geluid, toonhoogte en ritmevast, koppeling van emotie en geluid, goed geheugen voor muziek.
  • De interpersoonlijke intelligentie (samenknap)
    begrijpen van anderen, gevoelig voor stemming van anderen, in staat anderen te motiveren, sterk vermogen tot empathie.
  • De intrapersoonlijke intelligentie (zelfknap)
    zelfkennis, nadenken over eigen handelen, aanpassingsvermogen, persoonlijk ontwikkelen.
  • De naturalistische intelligentie. (natuurknap)
    belangstelling voor de natuur, observatie en herkenning, verzamelen en ordenen, omgang met planten en dieren.

De keuzekast:

De keuzekast heeft bij ons in de klas een centrale plaats. Van iedere intelligentie liggen er opdrachten in. Ieder kind kan dan een opdracht doen die bij hem of haar past.
De opdrachten in de keuzekast zijn niet vrijblijvend. De kinderen moeten de keuzekast twee keer in de week plannen op de weektaak, en er dus twee keer per week uit werken.

Bij woordknap kunnen opdrachten in de kast liggen zoals  woordzoekers, stelopdrachten en kruiswoordpuzzels
Getalknap heeft opdrachten met bijvoorbeeld de tafels, sudoku en rekenpuzzels.
Beeldknap is een intelligentie waarbij naar filmpjes gekeken kan worden, een plattegrond gelezen of gemaakt moet worden of doolhoven opgelost.
Bij beweegknap hebben we natuurlijk beweegopdrachten in de kast. Hinkelen, huppelen en yoga zijn daar leuke voorbeelden van.
Muziekknap kan opdrachten bevatten als: Maak een rap, leer over instrumenten of leer er een bespelen. Maar ook opdrachten met ritme en patronen.
Samenknap is leuk met rollenspellen, samen problemen oplossen, iets organiseren.
Zelfknap zijn echt zelfstandige opdrachten. Vaak te combineren met een andere intelligentie zoals woordknap of rekenknap. Hier kan heel veel onder vallen, als het maar zelfstandig is.
En natuurknap bevat opdrachten als sorteren, classificeren (kleur, grootte, vorm), maar ook fotograferen en plant- en dieropdrachten.

Sinds kort hebben we ook nog digiknap toegevoegd. Dit zijn opdrachten met bijvoorbeeld de Beebot, Ozobot, Dash en Dot en programma’s online om te leren programmeren.

Kantoor en schoolKantoor en school

Bij de keuzekast hebben we een lijst hangen met de opdrachten kort beschreven bij elke intelligentie. Op deze lijst kunnen de kinderen zien hoe lang ze er per keer aan mogen werken en met hoeveel kinderen tegelijk. Dit kunnen de kinderen bijhouden met een timer waarvan er verschillende in de klas aanwezig zijn. Zo voorkom je dat kinderen te lang met een opdracht bezig zijn.
Is de tijd om, dan ga je weer aan iets anders van je weektaak werken.

Zie voor opdrachten voor in de keuzekast: keuzekastopdrachten

 

 

 

Algemeen

Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe?

Coöperatieve werkvormen, welke zijn er allemaal, en hoe pas je ze toe?

Coöperatieve werkvormen zijn goede werkvormen om samenwerken te oefenen. Samenwerken is een vaardigheid die kinderen nodig hebben om goed te kunnen functioneren in de samenleving.
Door met elkaar samen te werken praten kinderen met elkaar over de leerstof. Ze zijn er actief mee bezig en leren van elkaar. “Sterke” leerlingen werken samen met “zwakkere” leerlingen.  Leerlingen krijgen meer inzicht in de leerstof door het elkaar uit te leggen.
Door samenwerken leren kinderen elkaar beter kennen, onstaat er begrip voor elkaar en zijn ook bereid elkaar te helpen.

Meer informatie over coöperatieve werkvormen vind je in dit artikel.

Er zijn verschillende coöperatieve werkvormen die je kunt gebruiken bij het leren:

1. Denken – Delen – Uitwisselen (circa 5 minuten)

De leerkracht geeft een vraag of opdracht, de leerlingen denken kort na en schrijven hun antwoord op. Daarna in tweetallen het antwoord bespreken en uiteindelijk klassikaal uitwisselen.  Geschikt voor open vragen, mening geven, maar ook voor het activeren van voorkennis.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

2. Flitsen (10-15 minuten)

De kinderen maken flitskaartjes, bijvoorbeeld van de tafel van 6, som voorop, antwoord achterop. In tweetallen bevragen de kinderen elkaar, en controleren elkaars antwoord.
Kinderen geven elkaar hierbij complimenten als het goed gaat. Bij het goede antwoord worden de flitskaarten uitgewisseld.
Geschikt voor automatiseren en feitenkennis bij taal, rekenen en de zaakvakken.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

3. Om-de-beurt (5-10 minuten)

De kinderen vormen tweetallen en de leerkracht stelt een vraag waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn. Bijvoorbeeld: Maak zoveel mogelijk sommen met de uitkomst 24. Om de beurt geven de kinderen antwoord.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

4. Dobbelen (15 – 30 minuten)

In de groep wordt een tekst gelezen en besproken. Daarna gaan de kinderen in groepjes zitten. De eerste dobbelt met de dobbelsteen, waarop bijvoorbeeld de woorden wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe staan. Met het woord dat bovenop komt wordt een vraag bedacht over de tekst. De rest van het groepje geeft antwoord op de vraag. Vragen en antwoorden worden opgeschreven en enkele worden klassikaal nabesproken. Heel geschikt voor tekstbegrip bij begrijpend lezen en zaakvakken.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

5. Duo’s (10 – 15 minuten

Tweetallen maken om de beurt één opgave. Eén maakt, de ander kijkt en geeft hulp indien nodig. Er wordt hardop gedacht zodat de ander weet hoe de opdracht wordt aangepakt. Complimenten geven is ook hier weer belangrijk, en bij een fout antwoord samen de oplossing proberen te vinden. Geschikt voor allerlei soorten opdrachten, bijvoorbeeld rekensommen of zinsontleding.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

6. Imiteer (10-15 minuten)

De leerkracht maakt heterogene groepjes van vier leerlingen. Die gaan in tweetallen tegenover elkaar zitten. Ze maken van karton (of mappen) een wandje, zodat ze niet kunnen zien wat de ander achter de wand doet. Één tweetal maakt een ontwerp, op papier of van blokken. Als dat klaar is, moet het andere tweetal dit ontwerp namaken. Ze mogen niet kijken, maar alleen vragen stellen. Als de tweede groep klaar is met imiteren, dan vergelijken de kinderen het resultaat. Ze bespreken na wat wel goed ging en –als de ontwerpen verschillen- wat een volgende keer beter kan.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

7. Interviews (10-15 minuten)

Tweetallen bedenken vragen over een onderwerp dat de leerkracht aandraagt.Leerling 1 interviewt leerling 2, en andersom. Bevindingen worden klassikaal besproken.
Een prima werkvorm om meningen, oplossingsstrategieën en informatie uit te wisselen.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

8. Woordweb (15 minuten)

Elke groep krijgt een groot vel papier. De groepsleden hebben elk een eigen kleur stift, zodat goed te zien is wat het aandeel is geweest van elke leerling. Midden op het vel papier staat in een cirkel/vierkant het onderwerp of begrip. Om de beurt, met de wijzers van de klok mee, schrijven de kinderen iets op wat dit bij hen oproept. tekenen mag ook. Daarna geven de kinderen met pijlen en lijnen aan wat de begrippen met elkaar te maken hebben en worden de woordenwebben opgehangen en toegelicht. Heel goed geschikt voor het activeren van voorkennis.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

9. Brainstorm (10-15 minuten)

Bij het brainstormen geeft de leerkracht een opdracht aan de groepjes. Bijvoorbeeld: Bedenk op welke manieren je energie kunt besparen. De kinderen moeten proberen om zo snel mogelijk ideeën in te brengen. De inbreng van ieder kind is belangrijk, er is geen goed of slecht idee. Ze krijgen hiervoor een aantal minuten, en één kind schrijft. Daarna wordt de brainstorm klassikaal besproken.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

10. Genummerde hoofden (5 minuten)

De kinderen in een groepje krijgen allemaal een nummer. De leerkracht stelt een vraag (bijvoorbeeld: wat betekent het woord…..) en elk kind moet na zoveel minuten het antwoord weten. Iedereen denkt voor zichzelf na en schrijft een antwoord op. Dan steken de kinderen hun hoofden bij elkaar en om de beurt brengen ze hun antwoord in en komen samen tot een antwoord.De leerkracht noemt een nummer en de kinderen met dat nummer steken hun hand op en geven het antwoord op de vraag.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

11. Legpuzzel (1 of meer lessen)

De leerstof wordt verdeeld in gelijkwaardige delen, en de kinderen worden verdeeld in heterogene groepen (stamgroep). De kinderen bedenken een groepsnaam of -logo en de leerkracht nummert de leden van de groepen. De nummers 1 gaan bij elkaar zitten enzovoort (expertgroepen). De leerkracht verdeelt de deelonderwerpen. en vertelt wat de uitkomst van het groepswerk moet zijn. (presentatie, werkstuk) De expertgroepen bestuderen hun onderdeel van de stof, en de kinderen keren daarna terug naar hun stamgroep en vertellen om beurt wat ze geleerd hebben in de expertgroep. De informatie wordt bij elkaar gevoegd tot het eindresultaat. Uitermate geschikt voor zaakvakken.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

12. Placemat (10-15 minuten)

Iedere groep van vier krijgt een vel papier, met daarop in het midden een rechthoek met vanuit de hoeken van de rechthoek lijnen getrokken naar de hoeken van het papier. De leerkracht geeft een opdracht en de kinderen schrijven eerst voor zichzelf hun antwoorden/ideeën op. Na een bepaalde bedenktijd proberen de groepjes tot een gezamenlijk antwoord te komen en schrijven dit in de rechthoek. Na afloop praten over hoe de samenwerking verliep.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze coöperatieve werkvorm klik hier

13. Puzzels (10-15 minuten)

De kinderen gaan in groepjes van vier zitten en krijgen een envelop met vier of acht
kaartjes. Ieder kaartje bevat een stuk van een tekst. De kinderen lezen om de beurt hun stukje tekst voor, ze moeten goed luisteren en leggen daarna de stukken van het verhaal in de goede volgorde en schrijven een korte samenvatting van het verhaal en één kind vertelt waar het verhaal over gaat.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

14. Rotonde (5-10 minuten)

De leerkracht geeft elke groep een opdracht en de kinderen geven om de beurt antwoord (mondeling/schriftelijk). Dit zijn dus vragen waar meerdere antwoorden mogelijk zijn. (noem antwoorden van sommen uit de tafel van 6 bijvoorbeeld). Enkele kinderen mogen de resultaten van hun groep vertellen.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

15. Binnencirkel – buitencirkel (10-15 minuten)

De leerkracht vormt tweetallen. Binnen een tweetal is een leerling nummer 1 en de ander 2. De nummers 1 vormen een cirkel, als de cirkel er staat zoeken de nummers 2 hun partner op en gaan daar achter staan. De nummers 1 draaien zich om en kijken naar hun partner.
De leerkracht stelt een vraag en de kinderen in de buitencirkel geven antwoord, de kinderen uit de binnencirkel luisteren. Daarna andersom . De vragen kunnen meningsvragen zijn, of vragen over een tekst.
Vervolgens schuift de buitencirkel 5 plaatsen door en worden zo nieuwe tweetallen gevormd.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze werkvorm klik hier

16. Hoeken (10-15 minuten)

De leerkracht geeft toelichting bij de hoeken. Bijvoorbeeld met vier schilderijen, welke vind je het mooist.
De kinderen kiezen een hoek, schrijven eerst hun keuze op en waarom. Dan lopen ze naar de hoek en vormen een tweetal in die hoek en praten erover. Daarna een tweetal vormen met iemand uit een andere hoek en praten er weer over en wisselen argumenten uit.
Daarna weer terug en vertellen daar weer waarom de ander voor die andere hoek heeft gekozen.

17. Wandel – Wissel uit (circa 5 minuten)

Dit is de laatste van de 17 coöperatieve werkvormen die ik beschrijf. De kinderen verspreiden zich en lopen rond. Zodra de leerkracht “Sta stil” roept stoppen de kinderen en vormen een tweetal met het kind dat het dichtst bijstaat. De leerkracht stelt een vraag of geeft een opdracht en de kinderen wisselen hun antwoord uit.

Zo, dit waren een heleboel werkvormen, en sommige lijken best veel op elkaar. Het gaat om het samenwerken, luisteren naar elkaar en het gehoorde weer kunnen doorvertellen.
Op het internet zijn best veel voorbeelden te vinden.

Dit zijn de belangrijkste coöperatieve werkvormen.

Volg juf Marjan via Facebook en blijf op de hoogte.

Boeken over coöperatieve werkvormen:

Algemeen

Groepsdoorbrekend werken, hoe organiseer je dat?

Groepsdoorbrekend werken, hoe organiseer je dat? In een vorig blog, schreef ik over dat wij regelmatig groepsdoorbrekend werken. Ik heb heel veel vragen gehad over hoe je dat organiseert. Daar wil in deze blog verder op in gaan.

Ten eerste hebben wij op de jaarkalender staan wanneer we het Fladderuurtje gaan doen. Vaak is dit op een vrijdag voor de vakantie na de ochtendpauze.

Elke groepsleerkracht geeft aan welke activiteiten hij/zij in zijn groep zou kunnen/willen organiseren. Deze komen op een lijst die bij de deuren van de groepen komen te hangen zodat de kinderen weten waar wat te doen is. Dit kunnen allerlei verschillende activiteiten zijn.

Bij de kleuters staan vaak de hoeken op de lijst en het ontwikkelingsmateriaal. Verder kun je allerlei activiteiten hebben.

Dit zijn de activiteiten die wij regelmatig doen:

  • Lego/Knex/Znap
  • Schilderen/kleien/vouwen of andere creatieve activiteiten
  • Tijdschriften lezen
  • Verkleden
  • Schmincken
  • Schaken/dammen of andere spelletjes
  • Beebot/Ozobot
  • Kleuren
  • Ambrasoft
  • Bij mooi weer buitenactiviteiten zoals tafeltennissen, knikkeren
  • Sjoelen
  • Strijkkralen
  • Puzzelen

 

Zo kan ik nog wel veel meer opnoemen. Zo werd mij ook gevraagd of koken er ook bij kan. Als je dit kunt organiseren op je school, kan dat natuurlijk altijd.

Organisatie:

Na de ochtendpauze komen alle kinderen en leerkrachten samen in één ruimte. Er wordt verteld waar wat te doen is en dan gaan we kiezen per locatie. Kinderen mogen hun vinger opsteken bij wat ze willen doen. De leerkrachten zorgen ervoor dat er heterogene groepjes worden gemaakt. De desbetreffende leerkracht loopt dan met deze kinderen mee. Zo worden alle locaties afgewerkt.

Nu is het wel zo dat wij niet een heel grote school hebben (rond de 100 leerlingen), dus is dit goed te doen. Met veel meer kinderen zal je het misschien anders moeten organiseren. Bijvoorbeeld van te voren inschrijven met bijvoorbeeld de voorwaarde erin dat er van iedere bouw een bepaald aantal kinderen in mag. (Heb je bijvoorbeeld een activiteit voor 8 kinderen dan mogen er 4 uit groep 1 t/m 4 in en 4 uit groep 5 t/m 8)

Tijdens het Fladderuurtje hoeven de kinderen niet de hele tijd bij hetzelfde onderdeel te blijven. Als ze iets anders willen gaan doen, ruimen ze de materialen netjes op en gaan kijken of bij de volgende activiteit ruimte is.
Per onderdeel is het maximaal aantal kinderen aangegeven en als het vol is zal er eerst iets anders gekozen moeten worden.

Het mooie is dat oudere en jongere kinderen met elkaar de school rond gaan. Oudere kinderen leren jongere kinderen, maar ook andersom. De kleuters weten bijvoorbeeld heel goed hoe er gewerkt moet worden met de materialen in de onderbouw en vertellen dat aan de oudere kinderen.

Door de vele reacties op Waarom wij regelmatig groepsdoorbrekend werken merk ik dat er veel interesse hierin is. Ik hoop dat ik met dit artikel het enthousiasme groter maak en dat het op meerde scholen gedaan gaat worden.
Ook ben ik benieuwd naar activiteiten die ik niet in mijn lijstje heb genoemd, met andere woorden ik sta open voor nieuwe ideeën.

Speelgoed algemeen

 

Algemeen

Waarom wij regelmatig groepsdoorbrekend werken.

Groepsdoorbrekend werken. Eens in de zoveel tijd houden wij op school een zogenaamd Fladderuurtje. Alle kinderen van de school van groep 1 t/m 8 doen hieraan mee. De kinderen fladderen door de hele school en kunnen meedoen aan allerlei activiteiten of spelen met materialen.
Zo zie je dat kinderen uit groep 8 spelen in de poppenhoek of bouwhoek samen met kinderen uit groep 1, maar ook kinderen uit bijvoorbeeld groep 3 die een potje schaak spelen met iemand uit groep 7.

Dit is altijd een hele gezellige gebeurtenis, de kinderen kijken er altijd naar uit, maar er zit natuurlijk wel een bedoeling achter.

Dalton

Omdat wij een Daltonschool zijn werken we vanuit de daltonvisie met de kernwaarden samenwerking, vrijheid en verantwoordelijkheid, effectiviteit, zelfstandigheid en reflectie.

Tijdens het uurtje fladderen komt alles aan bod. Je werkt samen met de kinderen die op dat moment bij een bepaald onderdeel is.
Je hebt de vrijheid om te kiezen wat je wilt doen, maar je bent wel verantwoordelijk voor elkaar en ook voor de materialen waar je op dat moment mee werkt.
Op deze manier leer je effectiever dan stilzitten en luisteren.
Je kiest zelfstandig wat je wilt gaan doen, oudere kinderen begeleiden daarin de jongere kinderen naar zelfstandigheid.
Ook wordt er achteraf gereflecteerd, heb je goed gekozen, heb je goed gekozen of had je achteraf anders gekozen. Heb je kunnen doen wat je wilde doen en hoe of wat doe je de volgende keer anders.

Tijdens het fladderuurtje is er echt van alles te doen.
Zo wordt er in groep 1/2 vaak gespeeld met de constructiematerialen, in de poppen- en bouwhoek, In andere groepen vindt je Lego, blokjes en Knex. Er is een groep waar ICT centraal staat. Werken op de computer, een stop-motion maken of programmeren met de Bee-Bot.
Een groep waar spelletjes worden gespeeld als dammen en schaken, maar ook een groep waar geschminkt en verkleed kan worden. Verder nog een groep waar creatief aan de slag gegaan kan worden, zoals schilderen, kleien en knippen en plakken.

Lees hier meer over reflectie en reflectiegesprekken.

Bol.com AlgemeenBol.com Algemeen

Algemeen

Meer mannen voor de klas?

Meer mannen voor de klas? Dat is een vraag waar ik volmondig ja op kan beantwoorden, maar zoals Aleid Truijens het brengt in haar artikel in de Volkskrant van 22 februari “Waarom er ook een man voor de klas moet staan” vind ik toch een beetje ver gaan.

In haar inleiding geeft ze al aan dat er nauwelijks verschillen zijn in leerresultaten van jongen en meisjes op de basisschool. Toch vindt ze het rampzalig dat er zo weinig mannen voor de klas staan.

Jongens schoolhaters?

Jongens zouden na de basisschool schoolhaters geworden zijn, en vallen uit op de middelbare school, wat er toe leidt  steeds minder studerende jongens. Zo noemt ze school braaf, saai, iets voor nerds en voor meisjes.

De redenen die ze hiervoor noemt zijn voor mij echt niet te begrijpen. Is het zo dat het onderwijs zelf is gefeminiseerd, de inhoud, methoden en doelstellingen?
Het onderwijs vraagt vaardigheden als communiceren, plannen, empathie tonen, samenwerken en presenteren, iets waar jongens niet zo goed in zijn.

Ik kan het hier echt niet mee eens zijn. Ten eerste is dit toch wat de maatschappij tegenwoordig vraagt, en ten tweede wie zegt dat jongens hier niet zo goed in zijn?

Er zouden naar cijfers en feiten moeten worden gevraagd, dit past de jongens beter. Geloof me, die harde cijfers en feiten worden wel gevraagd. Hebben we niet net de CITO achter de rug? En meestal willen de meisjes graag weten wat ze gescoord hebben, en hoor je de jongens er niet over.

Persoonlijkheid

Jongens zouden op de basisschool jarenlang te horen krijgen dat hun persoonlijkheid niet deugt. Uit eigen ervaring zeg ik ook regelmatig tegen de meisjes dat ze stil moeten zitten, hun troep op moeten ruimen en netjes moeten schrijven.

Gelukkig beschuldigt ze niet elke vrouwelijk leerkracht aan het murw maken van de jongen. Toch vindt ze het beter dat jongens les krijgen van iemand die weet wat het is om een jongen te zijn.

Meer mannen voor de klas, maar wat verandert dat aan het onderwijs? Niets toch. We blijven nog steeds vragen naar vaardigheden als communiceren, plannen empathie tonen, samenwerken en presenteren.
Goed ik ben het met haar eens dat er meer mannen voor de klas zouden moeten. De argumenten die zij hiervoor heeft vind ik absoluut niet terecht!

Hier de link naar het artikel van Aleid Truijens.